- slag
- {{slag}}{{/term}}I 〈de〉1 [klap] blow ⇒ 〈vuistslag ook〉 punch 〈voornamelijk met betrekking tot boksen〉, 〈met zweep ook〉 lash2 [ramp, schok] blow3 [klap tegen een bal] stroke ⇒ 〈golf ook〉 drive4 [leger] battle5 [geluid] bang ⇒ bump6 [golvende beweging] wave7 [het slaan, keer] stroke ⇒ 〈muziek; van pols, hart〉 beat8 [handigheid] knack9 [kaartspel] trick10 [damspel] take, capture11 [sport] [het uitslaan] stroke 〈zwemmen, roeien〉12 [winding] turn ⇒ coil13 [wenteling] turn14 [roeier] stroke♦voorbeelden:1 een harde slag • a hard/heavy blowiemand een (zware) slag toebrengen • deal someone a heavy blowzonder slag of stoot • 〈figuurlijk〉 without a struggle/any resistance3 〈honkbal〉 twee slag een wijd • two strikes, one ball/wide〈figuurlijk〉 een slag in de lucht • a shot in the dark4 in de slag bij Nieuwpoort • at the Battle of Nieuwpoort6 hij heeft een mooie slag in zijn haar • he has a nice wave in his hair7 op slag van tienen • on the stroke of ten〈figuurlijk〉 (totaal) van slag zijn • be (totally) upset8 de slag van iets te pakken krijgen • get the knack/hang of something9 de winnende slag • the winning trick〈figuurlijk〉 iemand een slag voor zijn • be one up on someone11 〈zwemmen〉 met een tempo van 30 slagen per minuut • at a (stroke-)rate of 30 per minute〈zwemmen〉 vrije slag • freestyle13 iets een halve slag omdraaien • give something a half turn¶ met de Franse slag iets doen • do something in a slapdash manner, give something a lick and a promiseeen slag naar iets slaan • have a shot/stab at somethingeen goede slag slaan • make a good dealaan de slag gaan • get to work, get going/crackinger zit een slag in mijn wiel • my wheel is buckledeen slag om de arm houden • refuse to commit oneself, keep one's options openhij was op slag dood • he was killed instantlyII 〈het〉1 [aard, soort] sort ⇒ kind♦voorbeelden:1 dat is niet voor ons slag mensen • that's not for the likes of usiemand van jouw slag • someone like you
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.